Flitsen. Dat doet ze. Flitsen. Dat doen sommige mensen. Ze flitsen door onze gedachten. Onverwacht. Zonder ogenschijnlijke oorzaak. Die is er natuurlijk altijd. Goed verborgen, maar je weet het wel. Dan denk je dat je ze dringend moet contacteren, zoals dat gaat in tijden van netverbondenheid. Maar je doet het niet. Zoals dat postkaartje dat je altijd zal versturen, maar dat niet verzonden geraakt.
Ze flitste door zijn gedachten. Al een hele week. En dan plots, een oproep, een vraag. Heel praktisch en banaal. “Of hij een goed adres wist?”, schreef ze hem. Ze ging op stap. De flits werd een lantaarn langs de weg. Een verlichtte plek waar ze virtueel, plots, als bij toeval elkaar tegenkwamen. De rest van de straat gehuld in duisternis. De wereld gevat in één vlek van licht.
De wereld is begrensd door de reikwijdte van onze aandacht. Het universum deint niet uit zoals fysici beweren. Het veert, op het ritme van onze aandacht zoals de mystici zeggen. Soms is ze groot en voelen we ons verbonden met alles en iedereen. Dan willen we dat alles wordt opgelost. De wereld is dan van iedereen. En dan is ze weer heel klein. Omdat wat telt, plots voor ons staat. Dan is de wereld de tegel waar we op staan.
Daar stond ze dan, in het licht van zijn aandacht. Met een vraag in de hand: “waar kan ik lekker eten?”. De essentie van het bestaan vervat in één eenvoudige vraag.