Vandaag hebben we de vierentwintigste mei. Ik vond dit als kind altijd al een vreemde uitdrukking, die ons door een juf in de lagere school werd aangeleerd. Het is vandaag vierentwintig mei, klinkt zoveel voor de hand liggender. Ik vroeg zoëven aan ChatGPT wat deze ervan vond en twijfelend antwoordde het ding dat beide uitdrukkingen correct waren. ChatGPT twijfelde niet, maar ik wel. Zeker als ChatGPT zegt dat alles goed is.
Maar goed, we hebben (of hadden op het ogenblik dat u dit leest) 24 mei dus, dat wil zeggen dat mijn verjaardag ondertussen drie maanden is opgeschoven en dat er nog negen te gaan zijn voor het zestigste levensjaar aanvangt. Drie maanden met enkele onverwachte wendingen waarvan vorige bijdrage de meest verrassende was. Vandaag was dan weer een reset-dag zoals ik ze soms noem: een dag waarop je herinnerd wordt aan iets wat je wist maar waarop ook de afgevallen bladeren van het leven je inzicht onopvallend hebben bedekt.
Deze ochtend was de eerste draaidag van een nieuw promotiefilmpje dat ik maak voor een organisatie die zich bekommert om mensen met een mentale en vaak ook fysieke beperking. Enkele jaren geleden leerde ik deze organisatie kennen tijdens een activiteit voor de Warmste Week. Ze waren het doel waar we onze inspanningen toen voor leverden. Ik maakte een kleine informatiefilm over de organisatie ter promotie van de inzameling. De organisatie vond het filmpje zo fijn dat ze vroegen om het verder uit te werken tot een heuse promotiefilm. Dat was enkele jaren geleden. De tijd brak nu aan om de promotie op te frissen. Nieuwe infrastructuur, nieuwe cliënten in de organisatie en ook een licht gewijzigd narratief. We leven nu in tijden van een persoonsvolgend budget waarbij de client met de centen de organisatie kiest waar hij of zij wenst ondersteund te worden. Ik herinner me de schokgolf die door het zorglandschap ging toen dit werd geïntroduceerd. De beslissing voor de zorg verschoof van instelling naar client en zo ook de jobopportuniteiten.
Dat was enkele jaren geleden. Tijdens de opnames polste ik naar de gevreesde impact van toen maar ik leerde dat de cliënten in grotere getale zich aandienden dan het zorgpersoneel. Jobonzekerheid lijkt er dan toch niet te zijn ontstaan.
Al vanaf de eerste minuten dat mijn camera gaat draaien, overvalt mij het gevoel waar ik al die jaren geleden kennis mee had gemaakt: hier draagt men zorg! De meeste cliënten zijn wat zenuwachtig omdat ik was aangekondigd als “de cameraman”. Allen zetten ze hun beste beentje voor. Ik merk dat als ik mijn lens richt op de werkzaamheden van een bewoner of bezoeker, ik niet alleen het licht opvang, maar vooral ook de energie die mijn onderwerpen uitstralen bij de aandacht die ze ondervinden van mij en mijn toestel. Ik film, sla een praatje om mijn modellen op hun gemak te stellen en ik krijg verhalen te horen. Net zoals de vorige keer blijft de camera lang draaien, ook al heb ik meer dan voldoende opnamemateriaal. Elke tekening, elk haakwerkje, elke handeling in de tuin om bloemen te planten, hoe herhaald ook, wordt terecht met trots getoond. Elke realisatie verdient te worden gezien. Het zal wel zijn! Voor vele cliënten de uiting van hun talent. Beperkingen, uiteraard ruim aanwezig, staan in de zeer grote schaduw van de vaardigheden die worden geëtaleerd. De zorgverstrekkers ondersteunen met bijzondere toewijding hun cliënten, zodat ze uitblinken in wat ze kunnen. En ze blinken uit. Ik herontdek de echte betekenis van empathie en van aandacht, van diep en oprecht respect voor de mens achter elke handeling, elke taak, die wordt verricht. Hout wordt gekliefd, brood wordt gebakken, vlaggetjes worden gestikt, niet industrieel efficiënt, maar wel met een zeer grote meerwaarde voor de bakker en kliever, die zichtbaar voelt ertoe te doen. Hoe anders is dat dan de medewerker die onder druk van vele rapporten zijn meerwaarde – altijd te weinig – moet bewijzen.
Het kan zijn dat ik op dit ogenblik extra gevoelig ben voor begrippen als aandacht en respect (zie vorige bijdrage), maar ik herinner me nog bijzonder goed hoe ik zoveel jaren geleden, toen ik de eerste film maakte, hetzelfde dacht: hier doet men zonder woorden waar menig HR-departement van menig bedrijf met de nodige kretologische managementspeak over loopt op te scheppen: we geven om onze mensen! (zolang ze opbrengen staat er in onzichtbare inkt achter).
Terug in mijn auto ben ik ontroerd van de warmte die ik tussen de muren van de instelling mocht ervaren. Ik maak plots de bedenking dat ik me ook schuldig maak aan de focus op de harde resultaten: in mijn klein team van jobstudenten, waarmee we in onze school diensten leveren aan externen, loopt het ook niet altijd van een leien dakje. En hoewel ik bovengemiddeld aandacht besteed aan het erkennen van de talenten van mijn team, durf ik ook wellicht te snel verontwaardigd te zijn als een student niet doet wat was afgesproken. “Ze weten niet meer wat hard werken is”, is een bedenking die wellicht ook sneller dan terecht naar boven komt drijven.
Ik vind mijn team fantastisch en ik vind het nog steeds een voorrecht om jonge mensen te mogen begeleiden, maar ik moet toch opnieuw mijn leermeester ontdekken in al die zorgprofessionals die hun cliënten echt laten schitteren in hun dagelijkse bezigheid. Wat meer is, ik zie mijn rol als iets tijdelijks, het duwtje dat mijn studenten nodig hebben in hun ontwikkeling. De zorgverstrekkers zijn er all the way, ze wandelen mee langs de levensweg van hun cliënten, niet naar een tijdelijke tussenstop wat een diploma is, maar permanent om elke dag opnieuw proberen de mooiste dag te maken. Dat is echt zorg dragen. Omdat elke dag de zon schijnt.