De tijd tussen de dagboekbijdrages neemt toe. Niet veel, maar toch een beetje. De twijfel duikt af en toe op of er wel genoeg gebeurt op een dag dat het vermelden waard is. Wat meteen de vraag oproept of je enkel moet schrijven als er iets voorvalt dat buiten het dagdagelijkse ligt. Toon Hermans – je weet wel, mijn grote held – schreef destijds een van de meest ontroerende liedjes over het dagdagelijkse: Ze dekte de tafel. De beelden die hij in het nummer schetst staan in schril contrast met de hele belevingsinflatie waar het internet vol van zit. Iedereen moet elk weekend wel de meest speciale momenten hebben beleefd, uiteraard vastgelegd met de camera van de smartphone. Camera’s die gemaakt zijn om de oppervlakte van het leven te fotograferen. Automatische belichting, focus tot in het oneindige, altijd scherpe beelden, tenzij met domme software een namaak vage achtergrond, bokeh in het jargon, wordt gemaakt.
Het komt gelukkig nog voor dat er ik met mijn camera op uit trek, vaak met enkel één lens, en dat ik alle moeite van de wereld moet doen om een goede foto moet maken zonder correctiesoftware. Met een vaste lens moet ik zelfs dichterbij gaan lopen als ik een close-up wil. Geen trukjes met een variable zoomlens. Het is wat ik mijn mediastudenten elk jaar opnieuw vertel. Gebruik een eenvoudig toestel met één vaste lens als je wilt leren fotograferen. Een eenvoudig apparaat is best voor wie nog niet weet wat hij of zij doet. Domme leerlingen hebben de mooiste pennenkasten, zei mijn grootvader altijd. Vandaag zou hij onwetende leerlingen moeten zeggen. Of onwetende die denken dat ze het wel weten. Dus toch dom dus? Het is een bedenking die ik me steeds opnieuw maak, als ik me laat verleiden tot het kopen van weer eens een nieuw en vaak onnodig gadget – want daar bezondig ik me toch wel aan. Domme aankoop.
Hoe dan ook, ik beleefde afgelopen weekend toch een apart moment. Ik ging met mijn beide kinderen motorrijden in de streek rond Mechelen. Mijn zoon heeft sinds kort zijn eerste motorfiets en zo nu en dan maken we regelmatig samen een tocht. Mijn dochter gaat dan achterop bij mij. Samen op avontuur. Zo ook zondag naar Mechelen waar Ucom2Bike doorging, een activiteit voor het goede doel waar mijn oude jeugdvriend (ik vertelde over zijn verjaardag enkele bladzijden geleden) de bezieler van is. En zo kwam het dat ik na de motortocht met mijn vriend in de modder van een rugbyveld in Hombeek – het had de dagen ervoor hard geregend – stond te praten over de moeilijkheid om bij dergelijke projecten nog genoeg vrijwilligers te vinden die verantwoordelijkheid willen dragen. Helpers genoeg (die tafels willen zetten), maar denkers en planners, dat is een ander paar mouwen. Ik keek naar hem en hij waarschijnlijk ook naar mij. We kennen elkaar ondertussen een stevige vijftig jaar. Ooit gingen we de wereld verbeteren in 1978 op de speelplaats met ons eigen clubje “de Bevers” (zie 14 maart), nu doen we dat in 2024 nog, hij in Hombeek en ik in Zingem. Hier bij ons mag ik meehelpen met Elke zucht Telt, een organisatie die geld inzamelt ten voordele van kinderen met mucoviscidose. Je vindt hier een filmpje die ik met mijn motorfiets maakte van de meest recente activiteit (productplacement voor deze organisatie). Filmpjes van zijn activiteit heb ik nog niet.
Zolang we nog proberen de wereld te verbeteren, zijn we goed bezig denk ik dan. Ik weet dat dergelijke momenten de mooiste zijn die je meemaakt. Niet omdat je een moreel verheven daad stelt, maar gewoon dat je iets doet waarbij je het gevoel hebt dat wat je doet er toe doet. Afgelopen jaren stopte ik redelijk wat tijd in één van mijn andere nevenactiviteiten: Speelhout. Ik vond maar matig plezier in het maken van allerlei voorwerpen om deze dan op een ambachtenmarkt te verkopen. Tot ik ontdekte dat als ik iets maakte dat als een geschenk moest dienen (zie die andere bijdrage van 26 februari), ik wel dat voldaan gevoel had. Het gevoel hebben ertoe te doen. Niet economisch, maar wel zoals Sartre (1905-1980) zo goed beschrijft in L’Être et le Néan. Libbrecht vertelt hier ook heel veel over maar ik zal hem niet elke keer citeren. Kwestie dat de lezers niet Libbrecht-moe worden. Nu is het de beurt aan Jean-Paul.
En hoe verhoudt zich dat dan tot Toon Hermans en zijn liedje? Ucom2bike gaat jaarlijks door en ElkeZuchTelt tweejaarlijks. Daartussen dekken we de tafel en doen we die dingen waar we geen plannen voor maken en waar we niet over vergaderen. Het is de tijd tussen die evenementen, die de evenementen hun glans geven. In die periodes groeit de energie om te kunnen komen tot die bijzondere momenten. Die momenten zijn enkel een viering van de waarde van het dagdagelijkse op al die andere momenten. Mijn vriend en ik ploeteren door het leven en proberen er net zoals u het beste van te maken. We hebben meevallers en tegenvallers, zonnige dagen en regendagen, maar net omdat we die dagen doorkomen, kunnen we die feestelijkheden maken. We denken doorgaans niet na over het feit dat we ademen terwijl het toch een bijzonder proces is. Lucht uit de omgeving nemen we op en we splitsen er de zuurstof van die in ons bloed terecht komt en ons lichaam doet functioneren. We vieren het ademen niet, terwijl dat er voor zorgt dat we straks op een fiets kunnen stappen en geld inzamelen. En dan beseffen we maar al te goed wat dat lijf allemaal niet doet tijdens zo’n inspanning. Het is goed om af en toe eens stil te staan bij die ademhaling. Je betaalt goed geld trouwens voor een new-age yoga guru die je eraan herinnert dat je aan het ademen bent.
Als ik dus naar die eindeloze lijst van weekend- en vakantiefoto’s kijk van mijn dorpsgenoten, mijn vrienden en van al die mensen die ik niet ken op sociale media, dan besef ik dat ze tonen dat ze gelukkig nog ademen. En ja, sommigen zouden het nog wat meer mogen doen.