Hij wandelt de wandeling der zorgeloosheid. Een wandeling die we allemaal soms en vooral veel te weinig maken. Nochtans was zijn weg niet zonder hindernissen. Uit een oorlog komen zonder huis, zonder middelen, met enkel de kleren die hij aanhad. Aankomen in een land dat het zijne niet was. Dat was lang voor hij zijn wandeling der zorgeloosheid liep. Nu is het zondag. Dan is zorgeloosheid toegelaten, verplicht zelfs, als gebod, of eerder verbod (in Deuteronomium 5:7-21 voor wie het wil nalezen). Nadat die andere negen eerst nog eens werden opgefrist in de ochtendmis. Daar ging hij steevast heen.
Ik kijk naar de man die ik nooit ontmoette en toch ken. Zijn foto staat op mijn kast. We dragen dezelfde naam. En volgens de overlevering zouden er kenmerken van hem in mij terug te vinden zijn. Ik onderzoek zijn beeld. Naast hem loopt zijn zoon zoals zonen naast hun vader lopen. Ik ken die zoon maar zag hem nooit zo wandelen. Naast mij loopt hij anders, als vader. Ik zie de jongen die hij is.
Voor het eerst herdenk ik de doden als levenden. Als mensen in hun volle bestaan. Zoals het grootste deel van hun leven was. Ergens onderweg. De man zou slechts enkele jaren meer leven na zijn wandeling. Dat weet hij gelukkig niet. Het zou zijn wandeling verstoren, zijn geluk bederven. Zijn dag en die van zijn gezin. Nergens onderweg.
Zijn wandeling geeft me hoop. Dat ook wij opnieuw zullen ademhalen. Dat crisissen bezworen zullen worden zoals dat altijd al gebeurde. Dat ook wij de wandeling der zorgeloosheid opnieuw zullen ontdekken. En dus kunnen we beter de doden in leven herdenken. Omdat dit was wat ze het meest deden. Leven. Gather ye rosebuds while ye may.