De Mist vroeg aan de Wind wanneer ze zou blazen. Zijn antwoord zou bepalen wat haar toekomst was. De Wind wist het niet. Of de Wind wou het niet zeggen. Dat was voor de Mist niet duidelijk. Ze waren geen goede vrienden. Meestal kwam de Mist als de Wind er niet was. En vervloog de Mist zodra het ging waaien.
Maar de Wind wist het echt niet. Emoties kan je niet voorspellen. Je kan ze wel uitlokken, maar wanneer ze zich laten zien of hoe hevig ze zullen zijn, kan je enkel ondervinden, ondergaan. En dus haalde de Wind zijn schouders op. Waarmee hij een kleine stofwolk deed opwaaien. Een voorbode.
De Mist hulde zich in haar natuurlijk stilzwijgen en wachtte zoals alleen mist kan doen. Geduldig. Ongeduld is slechts rook, zei de Mist altijd. Hinderlijk en slecht voor de gezondheid. Maar een laaghangende, mooi uitgespreide wolk is kunst, esthetisch en verfijnd. De Zon knikte. Ze wist dat haar stralen het mooist waren als de Mist ze droeg.
In de mist liepen mensen aan en af. Kriskras door elkaar, elke richting verloren. Enkelen probeerden met lichten de weg te tonen, maar de Mist wist dat dit slechts schijn was, ten voordele van het eigen pad. En dus weerkaatste de Mist elk licht waardoor wie de weg zocht, verblind werd. In de Mist vertrouw je best niet op je ogen. Als ze nu eens zouden luisteren, zei de Mist altijd, dan zouden ze weten waar ze zijn, gewoon luisteren. Als het waait, dan moet je kijken. Dan heeft luisteren geen zin. Weinigen die de wetten van de natuur begrepen. Velen die ze probeerden te veranderen. Ze waren immers zo gewoon om te kijken. Maar zagen niet.
Onder de Mist lag de Vijver, als een spiegel zo glad. Tussen Mist en de Vijver bevond zich die typische laag heldere lucht die alleen zwemmers kunnen zien. Maar de Vijver was leeg. De Zwemster afwezig.
De hele hemel viel
helder en wijd open
in die grote plas