Glunderend keek het kleine meisje naar de opa. Verwonderd keek de opa naar de appel. De appel keek niet terug. Die was net het slachtoffer geworden van een dissectie. Doormidden gesneden zoals een goochelaar zijn assistente doormidden zaagt. De goochelaar was het meisje. Want die beweerde dat er een ster in die appel zat. En waarachtig, nadat de opa de appel doormidden had gesneden, verscheen de ster. Een afdruk van het klokhuis zoals hij die nog nooit had gezien. Terwijl hij al zeventig jaar appels at.
“Het geheim van de appel”, zei ze samenzweerderig.
Hij lachte. Nooit te oud om bij te leren, dacht hij. Hoe lang was het geleden dat hij voor het laatst iets voor de eerste keer had gedaan? Hij dacht na. Langzaam kwamen de herinneringen terug. Eerst de recente. Dan de oudere. Daarna deze die hij vergeten was maar die hij nog kende vanop oude zwart-wit foto’s. Met die herinneringen kwamen ook wat hij de “wissels” noemde tevoorschijn. Momenten in zijn geschiedenis waarbij de generaties van plaats hadden gewisseld. Hoe hij op een dag zijn vader adviseerde na een heel leven advies te hebben gekregen. En hoe vandaag het kleine meisje hem iets leerde, nadat ze zo vaak geboeid naar zijn verhalen had geluisterd. De wissels in de generaties. Hij vond dit de mooiste periode, het moment dat generaties elkaar wisselend adviseren en helpen. Misschien omdat de ingrediënten van helpen aandacht en luisteren zijn. Essentieel in de gerechten van de wereld. En onmisbaar in zijn relatie met het kind.
De opwinding van de verrassing in de appel zorgde merkwaardig genoeg voor rust bij het anders zo gevoelige kind. Rust door aandacht en luisteren. En door het wonder dat ze zou veroorzaken. Het meisje zag de lachende opa. Ze had hem iets geleerd. Haar krullen veerden op van trots. De dag kon niet meer stuk. . Het wonder was ze zelf.