Het was lang geleden dat hij nog zo laat was opgebleven. Een grote, bijna volle maan nam de plaats van de zon in. Deze was reeds gracieus achter de horizon verdwenen zoals dat gaat op wolkenvrije avonden. Daar stond hij dan. In het midden van de nacht en in het midden van de belangstelling. Als op een theaterpodium, badend in het licht.
Het publiek keek hem aan in een bijna sacrale stilte. Ontroerd door de schoonheid die ze zagen. Zijn lichaam kraakte. De jaren hadden hem getekend. Grondzeiler, windreus waren de namen die ze hem met liefde, en ook met ontzag toedichtten. Ooit waren ze van hem afhankelijk. Ooit zorgde hij letterlijk voor het dagelijks brood van een hele gemeenschap. De windmolen. Wie ernaar keek, geraakte er door in trance. Waren het de omwentelingen van het wiekenkruis? Was het die majestueuze uitstraling die molens in het landschap hadden? Hij was een baken van vertrouwen voor wie errond woonde, een wegwijzer voor de vreemdeling die voorbij kwam. De windmolen, monument van het volk.
Deze nacht was hij meer dan ooit wakker. In zijn buik waren molenaars naarstig in de weer. Graan luien naar de vangbak boven de molensteen, meel opvangen in zakken eronder in een witte wolk. Assen en kammen smeren. Met passie in de nacht het ambacht bedrijven. Het is eens iets anders. Nachtmalen. Een uitzonderlijk moment voor uitzonderlijke dagen. Dat voelden ze allemaal. Daar zaten ze rond hem in kleine groepjes in het koele gras, gedekt door de sterren. Diegenen die kwamen kijken. Ze zochten elkaar en vonden de schoonheid, door hem.
Hij genoot van de bedrijvigheid en de rol die hem was toebedeeld. De stenen maalden deemoedig het graan en hij zong hiermee zijn lied in de wind die hij gevangen had. De molenaar hoorde dat het goed was. De tijd vertraagde. Alle omstaanders vielen met hem in het moment. De avondklok bleef ver weg.
Op het gras zaten twee meisjes, delicaat in wit gehuld, naar hem opkijkend, genietend van hem en van elkaar. Wederzijdse aantrekkingskracht op zijn mooist. Een zachte wind streelde hun blonde haren. Zijn nacht kon niet meer stuk.
foto: (c) Evelyn Polet