“Wat ik geleerd had?” vroeg hij dit keer. Ik gaf geen spontaan antwoord. Anderen stonden in de rij om hem hun wijsheid te geven. Een rij voor een camera, die middels enkele vragen vastlegde hoe elke aanwezige was omgegaan met de coronacrisis tot heden. En vooral, wat ze geleerd hadden tijdens die periode. Zessenveertig waren het er. Zessenveertig genodigden die zich op veilige afstand van elkaar hadden verzameld in het bezoekerscentrum van het Vlaams Parlement om de lancering van zijn boek bij te wonen. Mijn schroom om voor een camera te praten haalde het van mijn ijdelheid om in beeld te komen. Misschien was het ook omdat ik niet in het rijtje wachtenden wou gaan staan.
De verblinde samenleving. Dat was de titel van zijn boek. Ik moest verblind begrijpen als de situatie waarbij de samenleving misschien wel in de onmogelijkheid verkeert om te leren. Omdat iets deze samenleving verblindt. Ons kapitalisme dat ons laat hollen in een wedstrijd van knaagdieren? Onze overtuiging dat alleen wetenschap de echte waarheid in zich draagt? Onze democratie die als gevolg van haar architectuur een kakelend kippenhok is geworden? Zijn vragen waren prangend. De observaties die hij neerpende in zijn boek, scherp. En zoals een sterrenchef die van een gekend gerecht plots iets nieuws maakt dat toch hetzelfde is, zo bracht hij nieuwe inzichten naar boven door origineel en erudiet te combineren. Een ontdekking van wat eigenlijk ont-dekt was. Bijzonder.
Wat had ik geleerd? Mijn grootste les van de afgelopen maanden betrof vrijheid. Hoe kon het ook anders? Vrijheid was altijd al mijn onbewust thema, mijn strijd. Een niet-aflatende honger. Dat alle evidente vrijheden op pakweg achtenveertig uur konden verdwijnen, wereldwijd, had ik me niet kunnen voorstellen. Ik kende wel de vrijheidsberovingen uit het verleden uit de boekjes, maar dat waren verhalen met zwart-witfoto’s, soldaten en veel menselijk leed in kapotte huizen en ondergelopen loopgraven. Zelfs de moderne vrijheidsberoving in dictaturen waren voor mij vooral nieuwsberichten die intellectuele verontwaardiging opriepen. Het zelf aan den lijve ondervinden wat het betekent om een verbod te krijgen om je onnodig te verplaatsen, was en is confronterend. Ik zal zelf wel beslissen wat “onnodig” is. Ik krijg die aandrang niet afgeschud. Ook nu niet. Als een overheid mij vertelt dat ik niet zomaar een bezoeker in mijn huis mag verwelkomen en dat zelfs hoe ik mij in mijn woning moet gedragen wordt voorgeschreven, dan maakt ze een systeemvergissing. Niet aanraken, laat staan kussen. Diep van binnen revolteer ik hiertegen. Ik laat de kudde niet toe voorbij mijn voordeur. Ik zal afstand houden op basis van mijn eigen inzicht en dat van mijn bezoeker, op basis van de actuele context en gevoed met heldere kennis inzake besmetting en hoe die te voorkomen, aangereikt door mijn overheid en experten. Als iemand denkt te moeten denken in mijn plaats, dan voel ik doorgaans een oprisping. Ik word graag geadviseerd en leer graag bij. Liefst in een relatie waarbij de leraar toont dat hij vertrouwen heeft in het leervermogen van zijn pupil. Niet als hij denkt dat de pupil moet slikken. Laat staan dat de pupil het gevoel krijgt dat zijn leraar hem te dom vindt om zelf na te denken. Dan stopt het leren. Of eerder, dan start het leren niet.
De corona-crisis is geen korte termijnprobleem. Als samenleving zullen we er nog even mee om moeten kunnen. En dan zijn nieuwe opgelegde maatregelen onvoldoende en zeker als ze het denken en leren uitschakelen. Naast het volgen van maatregelen is er een nood aan een leerproces dat ons helpt met de benodigde transformatie in ons gedrag, organisatie, zeg maar samen leven.
Waar is dat leerproces? Het volstaat niet om een professor vooraan de klas te zetten, ook al is hij beslagen in zijn vak en heeft hij veel ervaring. De leerlingen zitten nog niet in de klas. Onze samenleving bevindt zich (nog) niet in een leerhouding. We stimuleren dat ook niet. En dat is wel nodig. De leraar komt immers maar als de leerling klaar is. Onze samenleving is inderdaad verblind.