Dit verhaal kwam tot stand tijdens een wandeling door Parijs. Bijna alles wat hieronder staat, is waargebeurd. Bijna.
Eén
In een bloempot, hangend uit een vensterraam in het centrum van Parijs, zochten de laatste zonnebloemen vanop de derde verdieping naar de zon. Het was beter dan daar beneden. In de smalle straat, Rue au Maire, was er op de begane grond nooit zon, behalve tijdens de zonnewende. Het was een dag die in de straat gevierd werd. De zonnedag. De straat was als het ware een hemelklok waar je je uurwerk op kon gelijk zetten. In het café beneden hingen foto’s van elke zonnezoeker. Kleine pasfotootjes, honderden naast, op en over elkaar. Elke foto een verhaal, ook van de vrouw die op de derde verdieping de zon ving in de daarvoor voorbestemde bloemen in acht grote bloempotten die in een ijzeren greep uit het raam hingen, zo’n vijftien meter boven de begane grond. Niemand vroeg zich af of die potten verzekerd waren. Niemand keek ervan op. De lange stengels van de bloemen vormden een miniatuurstadsbos voor haar raam. Van achter dat raam keek ze naar de buren aan de overkant. Veel meer kon ze niet zien. De potten verhinderden een blik naar beneden en boven zag ze de randen van de zinken Parijse daken met daarop televisieantennes die vertelden hoe vroeger de wereld de huiskamer binnenkwam. De kinderen van de eenentwintigste eeuw dachten dat die antennes wasrekken waren. Sommige Parijzenaren hingen er inderdaad hun vers gewassen ondergoed aan. Zwaarder textiel konden de ontvangers niet dragen.
De vrouw zag dus niet dat er onder haar raam een jong koppeltje stond te kussen. Lang. Ze demonstreerden uitvoerig waar het woord French Kiss voor uitgevonden was. De jongen had een harige witte jas aan met een blauw bloemenmotief. Tegen zijn been leunde zijn versleten koersfiets. Hij was duidelijk een local. Het meisje was misschien ook van hier of misschien niet. Sowieso waren ze hier samen nieuw. Niemand staat langer dan een minuut te kussen voor zijn eigen voordeur. Ze kenden elkaar lang genoeg om die uitgebreide intimiteit mogelijk te maken en nog niet te lang waardoor dit soort kussen geen plek meer hebben. Er was nog nood om te bevestigen dat ze elkaar wilden en dan wel nu. Voetgangers moesten een kleine boog maken over het voetpad om voorbij de fiets en het kussen te geraken. Menig draaiden zich om na het voorbij lopen, waarbij vaak een glimlach op het gezicht verscheen. Het tafereel bracht herinneringen naarboven bij de voorbijgangers. Dat alles zag de vrouw van de zonnebloemen niet.
De enige blik die ze kon werpen was bij haar buren binnen. De oude eenzame vrouw een verdieping lager die elke ochtend haar hondje uitliet in het nabijgelegen park, de jongen die ze had zien toekomen vlak voor de zomer en met wie ze nog geen woord gewisseld had en een man, op het gelijke niveau als haar appartement, die ze de naakte man noemde ook al had hij zijn kleren aan. Ze had de man ook gevonden op de foto’s in het café, vier foto’s verwijderd van de hare. Hij was er dus al drie jaar want hij hing bij de snapshots van die periode. Zonnezoekers aan de muur. Hij werkte ergens in een kantoor in de stad. Dat had ze ontcijferd aan zijn kledij, zijn aktentas en de tijdstippen waarmee hij er te voet mee vertrok of thuiskwam. Altijd was hij alleen. Tenminste, hij kwam en ging alleen. Bezoekers belden wel aan. Twee vrienden, zo dacht ze en vier vrouwen. Zes gezichten die met enige regelmaat langs kwamen. Zelden in het weekend, meestal tijdens de week. Uitzonderlijk kwamen vrienden, of waren het familieleden, in groep toe. Geen van allen leek op hem. Het waren dus wellicht vrienden. Of collega’s. Of waren het klanten, die bij hem iets kwamen halen? Sommige bezoekers bleven hooguit een half uur. In haar verbeelding verzon ze hele verhalen bij elk gezicht dat ze zag terugkeren. Zou hij daar iets aan te bieden hebben?
Zijn keuken en wellicht ook zijn badkamer bevonden zich links van het raam waar ze door keek. Coté jardin. Ze kwam wel eens in theatermiddens. In dit geval klopte het ook. Het parkje van het hondje van de tweede verdieping lag links. De hele rechterkant moest zijn leefruimte zijn, vermoedde ze. Daar brandde het langst het licht. Van links liep hij vaak in alle mogelijke kledij naar de andere kant. Ook zonder kledij. Misschien lag zijn slaapkamer toch ook daar. Ze gniffelde als ze haar buurman bloot voor het raam zag passeren. En hoewel er niets erotisch was aan zijn transitaire verschijning, voelde ze toch enige opwinding telkens haar blik op dergelijk moment zijn kamer binnenviel. Nooit had hij haar gezien. Nooit hadden hun blikken gekruist. Enkel beneden, op straat, waren ze wel eens in interactie gegaan omdat de vuilnisbakken de weg op het voetpad versperden. Een kort bonjour en een knik was het enige dat ze ooit hadden gewisseld. Op die momenten zag ze in gedachten het lijf dat onder dat pak zat. Ze betrapte zichzelf er wel op dat ze, als het lang geleden was, eens extra lang tussen haar zonnebloemstengels kon staren naar de overkant, langer dan nodig om de bloemen water te geven, in de hoop dat hij dan weer op zoek zou zijn naar broek en hemd.
Twee
Hij woonde nu drie jaar in de straat. Het was niet zijn bedoeling geweest om daar te wonen, maar een vriend vertrok naar het buitenland en het appartement kwam leeg te staan. Een buitenkans. Hij had een plek nodig in Parijs en had beperkte inkomsten. House sitting tegen een klein bedrag, zorgen dat de post werd doorgestuurd, de sterren stonden goed. De inrichting van de woning vond hij niet helemaal zijn ding. Iets te minimalistisch naar zijn smaak. Geen gordijnen maar gelukkig woonde hij op de derde verdieping. Zijn vriend hield van trendy strak. Hij hield meer van het venster aan de overkant, daar waar bloemen met lange stengels naar de zon keken. Een nonchalante verzameling van rode bloempotten. Hij kende de vrouw aan de overkant niet maar wist wie ze was. Ze was hem opgevallen. Deels omdat hij nu eenmaal aandachtig kijkt naar de ander, maar ook omdat haar verschijning hem wel iets deed. Ze had iets uitnodigend en toch weer niet met al die stengels. Hij wist dat ze vier foto’s van hem verwijderd hing in het café beneden. Ze waren die dag dus samen op de zonnewende geweest maar hadden elkaar niet ontmoet. Hij was er met vrienden. En een vriendin. Niet zijn vriendin, althans niet voor altijd, maar wel voor af en toe. Zijn vriendenkring was niet heel groot, maar wel actief. Het bijzondere was dat de meesten elkaar niet kenden. Sommigen waren collega’s, anderen dan weer vanuit de gym wat verderop en ééntje kwam uit zijn geboortestreek. Dat schept altijd een band. Zo kwam het dat hij regelmatig wel iemand op bezoek had. Een fles stond altijd klaar om te delen. En als de wijn op was, dan gingen ze naar het café beneden. Daar had hij haar ook wel eens gezien, de buurvrouw van de overkant. De bloemenvrouw. Maar nooit hadden ze een woord gewisseld, nooit een blik. Behalve die ene keer dat de vuilnisbakken te laat waren opgehaald.
Het kwam voor dat hij bij zichzelf ontdekte dat hij naar haar bloemen staarde. Ze moest die bloemen toch af en toe water geven? Dan kon hij kijken. Dan zouden hun blikken kruisen en zou hij haar complementeren met haar bloemen. Hij had zich al meermaals ingebeeld dat het zou gebeuren. Wat hij zou zeggen, zelfs daar had hij al over nagedacht en naarmate de jaren verstreken, had hij meerdere versies van een openingszin klaar, de ene al beter dan de andere.
Hij had een volledig zicht op de straat onder haar en zijn raam. Dat is dan weer het voordeel van minimalisme. Het biedt een maximaal zicht. Hij had het koppeltje gezien dat stond te kussen, de fiets nonchalant tegen het been. Hij had geboeid toegekeken. Hoe ze zich zonder gène aan elkaar overgaven. Hij bespeurde ook wel enig statement in hun houding. Jong en van zin. Zoiets. Wij doen dit. Of zijn jullie vergeten wat verliefd zijn is? Het zou nog zo geen slecht statement zijn. Make love, not war. Grotere filosofen hadden hierover gezongen. Zij pasten het toe. Hij voelde zich een beetje voyeur maar vergaf zichzelf zijn blik. Ze stonden immers in het midden van het voetpad en niet ergens in een hoekje onder een plataan van het parkje verderop.
Waarom daar, had hij zich afgevraagd. Misschien had hij haar daar, heel toevallig net ten huwelijk gevraagd? Alhoewel, ze leken niet het huwende type, maar dat kon je dit nooit echt zeker zijn. Een andere romantisch moment misschien? Of gewoon een gevoel dat zich op dat moment voltrok. Je kan niet voorspellen wanneer een kus zich opdringt. Je kan het wel hopen of wensen, maar alles hangt af van wat zich op dat moment afspeelt. Van de trilling in de lucht. Van de energie tussen twee mensen. Of gewoon de feromonen. Ook zij zijn immers zoogdieren die ook zonder romantiek elkaar plots nodig kunnen hebben. Hoe dan ook, het was een mooi tafereel, hoe al die voorbijgangers in een kleine boog om de liefde heen wandelden. Bij enkele koppels zag hij hoe deze elkaar ook kort een kus gaven. Het bleek besmettelijk. De liefde van de koersfiets en het meisje.
Hij keek terug naar de overkant en zag net hoe een silhouet het raam achter de zonnebloemen sloot. Een zwarte schim liep in het licht van de kamer. De vrouw van zijn dromen, letterlijk, want hij wist niet wie ze was.
Drie
Onder acht bloempotten met acht late zonnebloemen hielden een jongen en een meisje halt. Ze wisten niet dat ze onder zonne-energie stonden maar ze voelden het wel. Hij stopte en draaide zich naar haar. Zonder woorden vonden hun lippen elkaar. Zonder aarzeling. Met de vanzelfsprekende eenvoud waarmee treinwagons zich aan elkaar vastklonken, zo klikten ook zij aan elkaar. De verbinding was even krachtig. Ze lieten niet los. Ze hadden het niet bedacht en niet afgesproken. Maar ze voelden het wel. Hoe plots, hier op dit trottoir een kus zich opdrong als ware het een noodlot waaraan ze niet konden ontsnappen. De kus voelde intens aan. Geen van beiden dachten na. Dit was waar het woord ervaring voor was uitgevonden. Er-varen. Ze voeren op de golven van de emotie, verdwaald in tijd en ruimte. Het voetpad was weg en de tijd stond stil. Dat beseften ze niet. Tijdreizigers weten immers nooit hoe laat het is. Ze weten enkel wat nu is. En dit was nu. Het voelen, het proeven en het beleven. Ze voelde zijn greep verstrakken. Zijn fiets viel tegen zijn been en wachtte trouw op het vervolg van de rit. Zacht drukte ze haar hand tegen zijn borstkas en voelde hoe zijn ademhaling haar volgde. Met één vinger gleed ze onwillekeurig tussen de knopen van zijn hemd en voelde de temperatuur van zijn huid. Amper één vierkante centimeter. In haar sensatie voelde ze hem helemaal. Pars pro toto.
Liefde is zoals elektromagnetisme. Het is een veld waar je aan onderworpen wordt. Iedereen die hen voorbij liep langs het voetpad, ondervond het veld. Voetgangers lachten, knepen elkaar in de hand, en sommigen gaven elkaar een kus.
Ze losten elkaars lippen, hapten naar adem, en vervolgden hun weg. Nooit waren ze zo zeker over hun toekomst. De kompasnaald wees hun noorden aan.
Boven wandelde de man naar zijn badkamer. Klaar om te douchen bedacht hij dat hij eerst nog een bericht moest versturen. Hij wandelde terug de woonkamer in en stopte bij het tafeltje voor het raam, waar zijn smartphone lag. Hij keek naar buiten en zag de vrouw van zijn dromen tussen de zonnebloemen staan. Ze knikte en hij knikte. Ze lachten allebei en een elektromagnetisch veld vormde zich op de derde verdieping boven de Rue au Maire. De kompasnaald duidde hun noorden aan.