Dinsdag 2 april 2024: Met dank aan het leven
Het is paasvakantie. Ik kijk in de slaapkamer en merk een klein stapeltje boeken neergelegd door één van mijn huisgenoten. Ik bedenk dat de vakantie blijkbaar tot lezen uitnodigt. Daarvoor is de vakantielectuur uitgevonden. Maar het zijn wat oude boeken die daar werden neergelegd door de huisgenoot om te dienen als steun bij één of andere ontspanningsoefening. Ook daar dient een vakantie voor, zeker bij aanvang van de lente, om nieuwe rituelen op te starten in een nieuwe poging het lichaam in de juiste vorm voor de zomer te krijgen. Winterstress moet worden weggewerkt en vergeten gezondheidstips van onder het stof gehaald. Daar kunnen boeken bij helpen, zelfs al was het maar als papieren steun.
Ik loop door het stapeltje boeken, en ontdek er, tot mijn ontsteltenis, een boek van Ulrich Libbrecht tussen. Trouwe lezers weten dat Ulrich, professor sinologie, een grote invloed heeft gehad op mijn filosofische kijk op het leven. Een boek van mijn geliefde denker als steun voor een lenteoefening. Het lijkt heiligschennis. Tegelijkertijd verschijnt er wel een glimlach in mijn gedachten. Libbrecht zou met een filosofische beschouwing naar zijn boek gekeken hebben dat daar op de grond lag tussen enkele minder grote denkers. Dan toch wat praktische waarde voor mijn schrijfsels, zou hij zeggen. Alhoewel ik hem altijd verdacht heb om toch met de nodige verbetenheid te hebben getracht om ernstig genomen te worden. Altijd vertelde hij met een schijnbare achteloosheid over zijn ideeën als bricoleur phylosophe zoals hij zichzelf noemde, maar toch was er die ijver naar de erkenning van een echte academicus. Terecht trouwens.
Ik neem het boekje ter hand en begin er opnieuw in te lezen. “Met dank aan het leven”. Librrecht publiceerde dit in 2008 ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag. Ik schreef toen een verhaal voor hem dat ik heb voorgedragen tijdens zijn viering op de Drie Eikencampus van de Universiteit Antwerpen. Ik denk niet dat hij veel van mijn schrijfsels vond. Mijn relatie met Ulrich hinkte altijd van het ene been op het andere. Een persoonlijk contact afgewisseld met een afstand. Ik was in die tijd, als zelfstandig ondernemer, gebrandmerkt als diegene die de economie diende en aldus wellicht weinig interesse had om over de diepte van de wereld te denken zonder er persoonlijke voordelen uit te puren. Ikzelf voelde eerder het omgekeerde. Ik was een filosoof, what’s in a name, hoewel ik daar het diploma niet voor gekregen had van een onderwijsinstelling, die probeerde te ondernemen. Ik denk dat Libbrecht bij momenten mercantieler was dan ik. Later, toen ik op het einde van zijn leven werd toegelaten in zijn bibliotheek – een klein kamertje in zijn huis, tot het plafond volgeladen met boeken en in het midden een schrijftafel – hadden we wel een gesprek waarbij ik ervoer dat hij zich de ernst waarmee ik over zijn werk nadacht, besefte. Hij gaf me een boek mee van die andere bedrijfsadviseur, Jan Bommerez, die hij ook ontmoet had en bij wie Libbrecht ook een blijvende indruk had nagelaten. Ik moest dit boek wel teruggeven. Daaraan herinnerde hij mij maanden later nog, hetgeen me verraste . Ook daar verschillen Libbrecht en ik. Ik leen nooit boeken uit. Wie in mijn bureau komt tussen de boeken zitten, weet dat ik soms wel eens naar een werk verwijs waar ik een inzicht uit oppikte. Dergelijk boek geef ik soms mee. Ik geef ze echter enkel mee met de boodschap om ze nooit terug te krijgen. Wie een boek van mij ontvangt, houdt het of geeft het zelf opnieuw door. Boeken komen niet terug. Boeken waarvan ik geen afscheid kan nemen, leen ik niet uit. Dan schrijf ik de titel op met de boodschap het boek zelf te kopen. Veel boeken uit mijn kast hebben al nieuwe eigenaars gekregen. En iedere keer, vaak tijdens de feestdagen, krijg ik een verse lading boeken om de vrijgekomen plaatsen in te nemen.
Ik heb het soms wel moeilijk met vele, vooral recente boeken van hedendaagse filosofen. Veel van dergelijke boeken staan bol van de verwijzingen naar eerdere denkers (zelfs Libbrecht maakte zich daar wat schuldig aan). In het begin ben je daar als leek onder de indruk van, word je gewezen op je onwetendheid, maar na een tijdje begin je te beseffen dat ze allemaal pakweg een twintigtal namen steeds opnieuw opvoeren om hun eigen inzicht te staven. En iedere keer vraag ik me af: wat vind je er nu zelf van? Wat is jouw mening? Plato had geen twintig voorgangers. Nu zie ik de waarde wel in van belezen te zijn en de inzichten van eerdere denkers te kunnen gebruiken als bouwsteen voor je eigen denken, maar echte filosofie komt op het einde van de dag toch vooral neer op het geven van een betekenis aan hetgeen jezelf is overkomen. Anders ben je zoals die salontafelboeken die vooral dienen als intellectueel decor voor de taartjes die er op zondagnamiddag naast liggen. Konden die taartjes maar vertellen over wat de bakker dacht om vier uur ’s ochtends aan de oven. Dat zou pas interessant denkvoer zijn.
Misschien ligt het boek van Libbrrecht dus wel op zijn plaats daar op de grond in de slaapkamer als steun voor één of andere lenigheidsoefening. En mocht u nog een exemplaar willen kopen, “Met dank aan het leven”, is fijne ontspannen lectuur, die je al vanaf de eerste bladzijden een lach op je gezicht tovert. Een aanrader om echt te lezen bij de aanvang van de lente, een deuropening naar denken over hoe Libbrecht zelf het leven beschrijft: een nutteloze bezigheid die je best zo plezant mogelijk inricht.