Vandaag is het de verjaardag van mijn oudste vriend. Tenminste van de persoon die ik al het langst mijn vriend mag noemen. We leerden elkaar kennen, ik vermoed in 1972, dus tweeënvijftig jaar geleden. Vrienden uit het eerste leerjaar van de lagere school. Zes jaar later scheidden onze wegen. Gedurende die gehele eerste periode wedijverden we voor de eerste plek in de klas, samen met een meisje waar we allebei, zelfs niet stiekem, op verliefd waren. Het meisje wisselde af, wellicht naargelang de punten op ons rapport. Hij ontbreekt een klein stukje van een tand, toen hij door mij op de grond werd geduwd ergens tijdens die zes jaar omdat hij haar had afgepakt. Zo ging dat toen en zo zeiden we dat. In meer dan dertig jaar bezochten we elkaar wellicht maar enkele keren. De tand zat er voor niets tussen. We wisten van elkaars gezinsuitbreiding en van enkele hoogte- en laagtepunten die zich in al die jaren afspeelden. Maar toch bleven we elkaar vrienden noemen. Die eerste zes jaar bleken bepalend te zijn voor een blijvend gevoel. Het meisje zagen we niet echt meer. Nu weet ik dat na meer dan vijftig jaar we eigenlijk collega’s zijn geworden. Het meisje en ik werken voor dezelfde hogeschool, op heel verschillende plekken. We zagen elkaar nooit meer. De speelplaats is zoveel groter.
Een kleine tien jaar geleden ruimde ik de zolder op van mijn ouderlijk huis. Daar vond ik een koperen schatkistje dat in 1978 voor het laatst werd gesloten. Erin zaten enkele verzamelmunten van het Shell-pompstation in de buurt. Je kon een collectie aanleggen van alle lucht- en ruimtevaartpioniers. Ik was toen in de ban van raketten en ruimtereizen. De schat bleek toe te behoren aan mezelf en drie vrienden waaronder de jarige. Er zat een briefje in, gedateerd op 21 oktober 1978 om 15:26:56 seconden exact. Het was de oprichtingsacte van onze club, genaamd de Bevers. Ik zocht de jongens toen via het internet op en stuurde hen de akte. Sedertdien proberen we jaarlijks een pizza te eten in onze geboortestad. We legden alle drie ondertussen meer dan vijftig jaar af. We startten samen, in dezelfde klas en volgden geheel andere wegen. De jaarlijkse pizza brengt ons terug naar die eerste jaren. De persoonlijkheidskenmerken zijn amper veranderd. Mocht je op je zevende al weten waar je op moet letten, dan zou je al kunnen vermoeden hoe de weg zou afgelegd worden. De weg zou je niet weten, maar wel hoe de stappen gezet zouden worden.
Als ik niet in de spiegel kijk, dan voel ik me datzelfde jongetje van toen, amper veranderd en toch veel meer ervaren. Ik voel me geen achtenvijftig, ook geen zeven, of daar iets tussenin. Ik voel me leeftijdsloos, gewoon diegene die ik al altijd was. Terwijl ik me al die jaren wel vaak afvroeg wie ik nu eigenlijk ben. Als je je hele leven jezelf meedraagt, zie je niet meer wie je bent. Van een vreemde die de kamer binnenkomt, vallen je veel meer details op dan van een vriend waarmee je elke week op stap gaat.
Binnenkort gaan we terug een pizza eten en praten we over wat ons afgelopen jaar overkwam. Zo wandelen we samen nog steeds over die speelplaats. En nu ik eraan denk terwijl ik dit schrijf, bij de vorige pizza hadden we het plan opgevat om het meisje ook uit te nodigen. Maar ik denk dat geen van ons de schroom overwon. Misschien is het beter de onbereikbaarheid van toen in stand te houden. De verbeelding boven de werkelijkheid. Het zal de herinneringen bij de pizza verheffen tot avonturen.