Ze telden niet af zoals alle anderen. Ze kusten. Van even voor middernacht tot ergens erna, zolang de kus erom vroeg. En niet zomaar een kus, maar eentje zoals toen ze elkaar nog maar pas kenden. Het was een teken van verzet. Tegen de nieuwjaarsklok. Dat het nieuwe jaar net dan verstreek was immers maar op verzoek van Gregorius de achtste. Het was niet het tijdstip, maar het verstrijken van de tijd die van belang was. Het bewegen, het beleven, het ervaren. Dat vonden ze allebei. Het was hetgeen hen verbond.
Aan de muur hing Haar Klok. Het was een lange zoektocht geweest. Het vinden van de juiste klok. Hoe moeilijk kon het zijn? Duizend maten en kleuren. Grote en kleine, met wijzerplaten of digitaal. Digitaal?! Zo’n ding dat heel precies altijd loog. Het was immers nooit de tijd die werd getoond. De tijd liet zich zien tussen het veranderen van de cijfers.
De klok aan haar muur was Haar Klok. Eén waarvan de secondewijzer niet zomaar van seconde naar seconde sprong, maar waar de tijd gewoon gleed van het ene tijdstip naar het andere. Dat vond ze belangrijk. Dat de tijd gleed zoals dat in het echt het geval was.
“Die klok vertelt me niet hoe laat het is”, zei ze aan toevallige bezoekers die haar klok opmerkten, “de klok vertelt me dat tijd geen stip is. De secondenwijzer toont dat de tijd verglijdt en zeker op het moment dat we ze willen meten. Die klok vertelt me dat de tijd een stroom is, een rivier. Relatief. Einstein had het door.” Doorgaans was ze haar toehoorders al kwijtgespeeld bij de voorlaatste zin. Behalve toen ze hem ontmoette. Hij had het meteen opgemerkt.
“Je hebt geen seconden in je leven, hoe mooi,” had hij gezegd. Waarna ze meteen voor hem was gevallen. De perfecte openingszin.
Ook hij had iets met tijd zoals al meteen bleek. Of eerder met aandacht. “Ik gebruik het woord tijd niet vaak”, zei hij, “Ik vervang het steevast door aandacht. En dat helpt.”
En of het hielp. De avond werd gevuld met verhalen waarbij het vertellen belangrijker was dan het slot, waarbij het bereiden van de maaltijd langer duurde dan het verorberen.
Ze brachten die nacht samen door. Hoe de aarzeling zo veel meer zei dan de aanraking. Hoe de tocht zoveel boeiender was dan de ontdekking. Hoe de aanloop meer betekende dan het aankomst.
Ze deelden het ontbijt en namen daarna afscheid. Ze kusten. Zonder seconden, in een zee van tijd. Dat zouden ze nog doen. Omdat in een zee de vloed altijd terugkomt, al glijdend zoals de tijd.