Het blad deed waar het goed is was. De leegte tonen van rand naar rand. Onbeschreven, ongetekend. Blanco. Het was een blad met karakter, dik met rafelige randen. Niet omdat het onverzorgd was, maar omdat wat waarneembaar is, rafelige randen heeft. Het is rafelig daar waar de tijd begint te tikken en de ruimte wordt gevormd. Je kan je vinger er niet opleggen, maar daar ergens is het begin. Aan die rand. Niet in het midden.
Aarzelend ontstaat de creatie en krijgt het blad een betekenis. Een mogelijkheid. Het ontstaan van haar universum. Het had ook een andere kunnen zijn. Maar het is haar wereld, haar big bang. Geen knal zoals de naam insinueert, maar wel plots. Alles is plots als er geen tijd is.
Ze tekent. Een dunne potloodlijn voorspelt de toekomst. Wat komt weet ze niet. Penselen verrijpen haar verbeelding. De neerslag is anders dan de imaginaire gedachte. Het is het lot van de tekenaar. Maar ook een zegen. Omdat morgen vandaag niet wordt gemaakt.
Het blad kijkt haar aan en lacht. Het kent alle mogelijkheden. Haar mogelijkheden. Haar potentieel. Vol vertrouwen wacht het blad op haar streling van waaruit de wereld wordt geboren.
En dan toont ze de schoonheid die in haar huist. Ook aan zichzelf, al beseft ze dat niet. De storm van gedachten en kleuren, de onzekerheid van de werkelijkheid, de twijfel in haar gevoel, verworden tot een mooi teken, een tekening, gedragen door haar eeuwige compagnon, het blad.