Een naakte vrouw kijkt me aan

Schoenenverkopers

Uit nieuwsgierigheid en omdat ik verhalenmaker ben, bouw ik de wereld van de laat-negentiende eeuw verder op. Ik wil onderzoeken welke ideeën, volgens dewelke we onze samenleving organiseren, er nog allemaal ontstonden. Eentje is zo sterk aanwezig dat we ze niet eens meer zien, ook al worden we er permanent ongevraagd mee geconfronteerd. En wat meer is, velen onder ons willen die confrontatie niet eens.

Laat ons het podium van de negentiende eeuw reconstrueren. Er staan dus stoommachines op de scène. Centraal en met vele draden en riemen eraan. Die verwijzen naar de grote impact die dit apparaat had op zowat alle geledingen van de samenleving. Aanvankelijk worden de machines ingezet voor hun kracht. Paarden kunnen van tredmolens worden gehaald, spierkracht kan vervangen worden en vermenigvuldigd. We kunnen zwaarder werk verrichten. Steeds grotere voorwerpen rollen uit het atelier. Flatgebouwen ontstaan, treinen gaan rijden. Het is het resultaat van die hefboom die een stoommachine is. Met Taylor erbij beseffen we dat als we het slim aanpakken, we ook veel meer veel sneller kunnen maken. Een schoenmaker stikte schoenenpaar per schoenenpaar in elkaar op maat van de klant. Met de machine kunnen we veel meer schoenen stikken. Voorwaarde is wel dat ze allemaal min of meer hetzelfde zijn. Ongemerkt doet de standardisering zijn intrede.  “Je kan elke kleur kiezen voor je auto, als het maar zwart is” (Henry Ford). Ik kom in een aparte bijlage nog even terug op Ford of liever, op zijn collega’s, want hoewel ze in de schaduw staan, toch valt er ook veel van hen te leren.

Met al deze netjes gestikte schoenen of zwart gelakte auto’s heeft een nieuwe soort zijn intrede gedaan: de verkoper. De verkoper, dat is de man (toen waren het nog vooral mannen) die ervoor moest zorgen dat die schoenen aan de man konden worden gebracht. Voor de intrede van het machinaal fabriceren, was er geen nood aan schoenenverkopers. Schoenen verkochten zichzelf. Zodra een machine de fabricatie overnam, werden schoenen niet meer gemaakt omdat iemand ze nodig had, maar omdat de machine het nu eenmaal kon. En omdat Taylor kon berekenen wat de optimale productiehoeveelheid was, waren er plots meer schoenen dan voeten. En zo deed de verkoper zijn intrede. Die had als opdracht om die producten waarop niemand zat te wachten verkocht te krijgen.  Ik ben ervan overtuigd dat u vandaag meerdere keren werd benaderd om producten aan te kopen waar u niet aan dacht. Correctie, Google weet waar u aan denkt, en suggereert een aankoop dat in uw actuele interesse ligt. Uw smartphone staat wellicht bol van de aanbiedingen. Zoals een vriend van me, die zelf schoenenverkoper was, tegen mij zei: “het is geen kunst om een klant die een schoenwinkel binnenstapt, een paar schoenen te verkopen. Daarvoor is hij immers naar je winkel gekomen. Je bent pas een verkoper als je hem naar buiten laat wandelen met twee paar schoenen, ook al heeft hij maar twee voeten.” En dat is wat we vandaag met z’n allen, vaak heel onbewust, doen. Twee paar schoenen , en vaak meer, kopen. Consumeren noemt onze overheid het. En ze zegt erbij dat het een voorwaarde is voor voorspoed en welvaart. Vroeger kochten we schoenen om te wandelen. Nu kopen we schoenen omdat iemand voorspelt dat we zullen gaan wandelen en dat we hiermee de samenleving zelfs vooruit helpen. Iets zegt me dat we dit in Corona-tijden nogal letterlijk genomen hebben.

De schoenenverkoper is niet de enige die opgezadeld zit met een magazijn vol ongevraagde producten. Naast de voorraad schoenen staat een ongeziene collectie schilderijen. Olieverfschilderijen.

 

Een naakte vrouw kijkt me aan

In 1841 vindt de in Engeland wonende Amerikaanse kunstschilder John Goffe Rand dat het genoeg is geweest met al dat geknoei om olieverf te maken en bewaren. Het aanbod aan olieverf was tijdens de industriële revolutie immers exponentieel gestegen. Dit kwam niet door de stoommachine, wel door de evolutie van de wetenschappen waaraan uiteraard ook de stoommachine wel schatplichtig was. Inzicht in chemische processen maakten het mogelijk om tal van pigmenten, kleuren dus, te maken of eerder “na te maken”. Pigmenten hadden aanvankelijk een organische oorsprong, denk aan oker en ijzeroxides. Met chemische processen kon je die kleuren reproduceren zonder nood aan de organische bron. Meer nog, het aantal kleuren werd onbeperkt.

Maar wat doe je met al die verf als je niet schildert? Dan ga je ze bewaren. En dat gebeurde, tot Rand er zich mee bemoeide, in varkensblazen. Kwetsbaar en beperkt in gebruik. Rand vond de zinken tube uit, die we vandaag nog altijd kennen. En zo kon olieverf heel praktisch bewaard en ook getransporteerd worden. Gesofisticeerde ateliers waren niet langer nodig om te schilderen. Met een doek, een schildersezel en een tube olieverf, kon je gaan en staan waar je wilde. Olieverf was niet meer exclusief en daalde in prijs. Iedereen kon gaan schilderen. Niet gehinderd door een rijke mecenas en ook niet door een grondige klassieke opleiding bij een meesterschilder, ging iedereen aan de slag met verf en doek. Opgedragen onderwerpen, vaak religieus, want daar kon men schilderijen betalen, werden verlaten. In de plaats kwamen natuurtaferelen, geschilderd op de plek waar de natuur zich voordeed. Gebracht volgens de manier waarop de schilder de werkelijkheid ervoer. Aangezien de verf niet meer duur was, werd gekwakt en gegooid met verf dat het een lieve lust was. Emoties werden zonder enige reserve omgezet in vegen, spatten en verfpunten. Weg de zorgvuldige penseelstreken die de plooi van het gewaad van een heilige realistisch moest weergeven. Misschien was dit een poging om ons te overtuigen dat heiligen echt waren?

In elk geval, het impressionisme was geboren. Plots zit een naakte vrouw me vanop een picknickdeken me aan te kijken, naast twee keurig geklede mannen. Ik bespaar u de kunsthistorische duiding van Le déjeuner sur l’Herbe van Edouard Manet, maar ik ben er zeker van dat hij plezier beleefde aan zowel het schilderen van dit tafereel als aan het tentoonstellen. Alhoewel, hij werd niet op applaus onthaald, integendeel. Manet kreeg niet de erkenning van kunstschilder waarnaar hij hunkerde. Hij werd geweerd uit de officiële salons en tentoonstellingen. Bijzonder is hij dat blijkbaar niet leerde uit het Ontbijt in  het groen. Zijn volgend werk, Olympia, werd zo mogelijk, nog meer als een schandaalstuk beoordeeld: weer een naakte vrouw – hetzelfde model trouwens, Victorine Meurent – die haar hele lichaam aan de kijker toont en daarbij een blik werpt waar heel Frankrijk later nog zou aan herinnerd worden: “Et alors?”[1]

Hoe dan ook, Manet en alle impressionisten na hem, danken hun carrière aan de verftubes van John Goffe Rand. Allemaal maken een ze een overvloed aan schilderijen. Een opdrachtgever, zoals vroeger het geval was, hebben ze niet. Dat zijn ze zelf. En dus staan er plots pakken doeken te wachten op een muur waaraan ze gehangen kunnen worden. Ook in de kunst zijn er nu handelaars nodig.

Niet dat ze er voorheen niet waren. Kunsthandelaars zijn van alle tijden maar hun functie veranderde heel bijzonder. Toen kunst op bestelling werd gemaakt, was de kunsthandelaar eerder een diplomaat. Hij reisde van het ene hof naar het andere en noteerde vragen voor kunstwerken die hij daarna liet maken. Tegelijkertijd nam hij hier en daar wel een boodschap mee voor een ander koninkrijk. Of hij wist welk kunstwerk een koning of een keizer gunstig kon stemmen waarmee hij de weg kon plaveien voor andere besprekingen. Ook Rubens was evenzeer een diplomaat als schilder. Het vergt vertrouwen om de intimiteit van een koningin te mogen schilderen.

Verkopers dus. Een nieuwe of hernieuwde maatschappelijke rol, die de samenleving vandaag domineert. Vraag en aanbod zijn zelf als kunst verheven. De prijs van een nieuw medicijn of een short op de beurs zijn de nieuwe kunstwerken. Economie als het canvas waarop we ons leven schilderen.

Wat verhindert het indijken van de pandemie waarin wij nu verkeren? De afwezigheid van een vaccin of de aanwezigheid van de economie.

[1] “Et Alors?”, antwoord van François Mitterand in 1994, toenmalig president van Frankrijk, op de vraag of hij een buitenechtelijke dochter had.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *