Stoomtreinen en modems
1856. Hier begint ons verhaal. Voor het gemak van het verhaal schrijf ik de wijze waarop wij vandaag samenleven toe aan de geboorte van één persoon. Dat klopt natuurlijk niet helemaal. De baby, die straks op de volgende bladzijden (niet kijken) geboren wordt, is natuurlijk niet eigenhandig verantwoordelijk voor alle ellende die er wereldwijd na zijn geboorte kwam. Hij was ook maar een kind van zijn tijd en heeft gehandeld overeenkomstig de wereld waar hij in zat. Maar ik denk dat hij toch wel wat boter op het hoofd heeft, ook al had hij het niet zo bedoeld. Kijk, dit eerste deel van mijn zoektocht gaat over de simpele vaststelling – zo simpel is ze eigenlijk niet, want wat je gewoon bent, zie je doorgaans niet – dat we in onze samenleving het normaal vinden dat we denkers hebben en doeners. Mensen die nadenken en een beleid bepalen en andere, de meerderheid, die doen wat het beleid dicteert. Ik heb het nu niet over politiek, over de scheiding der machten of over het feit dat we volksvertegenwoordigers aanduiden die in onze naam beslissen. Daar kom ik later op terug. Ik heb het hier over echte denkers, of wat er toch voor door moet gaan, en echte uitvoerders, zoals respectievelijk de managers en de arbeiders in bedrijven. Managers zitten te vergaderen over wat er moet gebeuren. Arbeiders op de fabrieksvloer en bedienden in kantoren voeren uit wat beslist werd. Ze “bedienen” de beslissing. Veiligheidsraden en adviescomités nemen beslissingen, verpleegsters, artsen en de hele bevolking voeren ze uit. Diegenen die ingepakt met het masker voor het gezicht rondlopen, zitten meestal na hun shift niet aan tafel bij de minister. Er was nochtans een tijd dat wie het werk uitvoerde, ook de beslissing nam. Een klompenmaker of een mandenvlechter besliste zelf hoe, wat, wanneer en zelfs waar hij deed wat hij verwacht werd te doen. Zelfs als er hulpjes rondliepen in het atelier, dan nog was de klompenmaker een uitvoerder, geen klompenmanager. In Bokrijk staat geen enkel gebouwtje met een vergaderzaal erin. Een molenaar woonde in zijn molen, een boer in zijn boerderij. De stallen op armlengte van de ontbijttafel. Dat veranderde in de negentiende eeuw. Je gelooft het nooit, maar het gebeurde in 1856.
Laat ons eerst dat jaar eens voor de geest halen. 1856 is een schrikkeljaar. Leopold van Saksen-Coburg Gotha, aka Leopold I, viert dat jaar zijn zilveren jubileum als eerste Koning der Belgen. Tot zijn verwezenlijkingen behoorde toen het aanleggen van de eerste spoorlijn op het vaste land. Een spoorlijn van tweeëntwintig kilometer tussen Brussel en Mechelen. Bij de inhuldiging rijden op die sporen in volgorde De Pijl, De Stephenson en De Olifant. Het doet er eigenlijk niet toe, maar ik dacht dat u dit misschien wel een leuk weetje vond voor een toekomstige quiz. Alle drie stoomtreinen met wat wagons eraan, uiteraard. De industriële stoommachine, een uitvinding die toch al sinds eind jaren 1600 bestond, was nog maar net volwassen geworden. Hiervoor moest het patent op de stoommachine van de Schot James Watt eerst vervallen. Zonder Watt kunnen eindelijk stoommachines gebouwd onder hoge druk. Iets wat hij altijd had geschuwd omwille van de risico’s. In ateliers te lande gaan stoommachines allerlei werktuigen aandrijven. De manufactuur maakt plaats voor de door stoom aangedreven fabriek. En nu gebeurt er iets heel bijzonders: de vakman wordt een machinist. Op het eerste zicht een heel logische en amper vermeldenswaardige evolutie. Tot je stilstaat bij de consequenties. Daar waar de vakman zich kon onderscheiden door zijn vakbekwaamheid, wordt zijn uithoudingsvermogen om de cadans van de machine bij te houden, plots zijn belangrijkste eigenschap. Wàt hij moet doen, ligt grotendeels vast. Hoe hij het doet, is nu bepalend voor zijn relevantie. En die smelt als sneeuw voor de zon. Zijn eigen vrouw en kinderen worden zijn concurrenten. Kinderen kunnen immers beter onder de weefmachines door en vrouwen zijn vaak geschikter om wat uit de machine rolt te controleren en te stapelen. Machines veranderen gezinsstructuren en hiermee de structuur van de samenleving. Het rommelt aan de keukentafel. En als het daar rommelt, is een revolutie nooit veraf zoals we later zullen zien. De toegenomen kracht van de stoommachine maakt dat de door stoom aangedreven trein plots binnen de toepassingsmogelijkheden valt. De stoomtreinen van de koning zijn groot en indrukwekkend. Iedereen kijkt ernaar alsof het wereldwonderen zijn. Wat niemand op dat ogenblik echt beseft, is dat we naar een onomkeerbare verandering van de samenleving kijken en niet alleen naar een verandering van de wijze waarop we gaan transporteren en reizen.
Je zou de stoomtreinen kunnen vergelijken met de eerste modems waarmee we in de jaren tachtig plots computers met elkaar gingen verbinden: irriterend piepende apparaatjes die de uitwisseling van gegevens met andere computers vanuit je eigen woning mogelijk maakten. In 1989 zou ik voor het eerst een bankoverschrijving maken zonder pen en papier. Ik had niet door dat ik met deze onschuldige handeling – ik was er zelfs trots op dat ik bij één van de eerste was – het graf van de bank eigenhandig aan het graven was. Vandaag sluiten nog steeds bankkantoren. We zijn verontwaardigd. Waar is de dienstverlening naartoe? En wat met de werkgelegenheid van de bankbediende? Morgen staan bankkantoren echter naast modems, klompen en manden in Bokrijk. Dan tonen we aan onze kleinkinderen hoe een bankkluis eruit zag. En dat geld een bedrukt stukje papier was. Je ziet nu al sommigen met ongeloof in de ogen naar je kijken. “Bedrukt papier om te betalen? Dan zou je het toch zelf printen?”. We krijgen het binnenkort niet meer uitgelegd aan de volgende generatie. Hypergesofisticeerde algoritmes verzekeren vandaag al de transacties van onze economische samenleving. De bankier wordt een begrip dat zijn oorsprong kende in een figuur van een dikke man in pak met een bril, maar dat nu verwijst naar een slim computerprogramma dat niemand nog begrijpt. Zijn naam is Fintech. Een hippe en optimistische omschrijving om te vertellen dat de banken computerprogramma’s zijn geworden. Stoomtreinen en modems als onbegrepen waarschuwingen voor een aankomende tsunami aan veranderingen. Leopold I zou nog negen jaar leven.
Frederick
Maar wat gebeurde nu in godsnaam in 1856? De baby Frederick Winslow Taylor ziet in Pennsylvania, Verenigde Staten op 20 maart 1856 het levenslicht. Zijn vader is advocaat en zijn moeder is een voorvechtster van de afschaffing van de slavernij. Allebei zijn ze Quakers. Ik vertel u dit omdat dit van belang is om Frederick, de boosdoener in ons verhaal, beter te begrijpen. De Quakers waren en zijn nog steeds een religieuze groepering die enerzijds gebaseerd is op het Christendom, maar er verder vooral vanuit gaat dat iedereen God zelf op een directe manier kan ervaren. Er is met andere woorden geen hiërarchie van priesters, bisschoppen of pausen nodig om het woord van God tot u te laten komen. Op zich klinkt dat toch enigszins vooruitstrevend. De betreffende paus is Pius IX, aanvankelijk ook gezien als een man met libertijnse gedachten. Maar zoals dat gaat, het habijt verbergt toch vaak andere bedoelingen. Pius IX waarschuwt in zijn eerste encycliek “Qui Pluribus” voor de vele modernistische ideeën die overal opduiken. Laat me opnieuw onze stoommachine gebruiken om dit te verklaren. Die machine kon gemaakt worden als een gevolg van de ontwikkeling van de wetenschappen. Stoom was geen goddelijke kracht. Het was dan al een goed gedocumenteerd fysisch verschijnsel dat, en dit is heel belangrijk, beheerst kon worden. Pius IX zag in die ontwikkelingen de afbrokkeling van de macht van de kerk. Immers, wie de natuur steeds beter begrijpt, laat staan beheerst, heeft veel minder God nodig om zich te laten leiden. Waarom dacht je anders dat farao’s goddelijke krachten werden toegedicht? Door Egypte stroomt een behoorlijk voorspelbare rivier, de Nijl. Een beetje inzicht in het verband tussen de regen en het water in een rivier was voldoende om de boeren tijdig te waarschuwen en hen te zeggen dat ze dat jaar maar beter hun zaden wat verder van de oever plantten. Een hongersnood werd zo vermeden. Je zou voor minder voor halve god versleten kunnen worden. Wie de natuur beheerst, heeft God niet nodig. Kennis was aanvankelijk een zaak van religieuzen. Of het nu sjamanen of pausen waren. Het was hun legitimiteit. Rationaliteit en wetenschap mocht niet zegevieren aldus Pius IX. De samenleving moest best bestuurd worden middels het sturen van emoties, in het bijzonder schrik. Schrik voor God en zijn gebod. En graag ook voor de paus en de pastoor. In zijn tweede rondzendbrief, die van 1864, zou hij zelfs stelling nemen tegen de vrije meningsuiting en tegen godsdienstvrijheid. Alle encyclieken ten spijt, de wetenschap zou gestaag aan terrein winnen en de mens zou steeds meer zijn lot zelf in handen willen nemen.
In die tijdsgeest groeit Frederick Winslow Taylor dus op. Hij is voorbestemd om zijn vader als advocaat op te volgen, maar ondanks het feit dat hij met glans slaagde voor de toelatingsexamens aan de Harvard Universiteit, kiest hij voor een ander pad. Het nachtelijk studeren had zijn ogen aangetast waardoor hij niet start met zijn universitaire studies. In de plaats daarvan gaat hij als stagiair in de leer als machinist bij het bedrijf Enterprise Hydraulics Works in Philadelphia. De jonge Frederick heeft een bijzondere hobby. Je zou het een afwijking kunnen noemen. Hij houdt van tellen. Hij telt zowat alles wat hij om zich heen ziet. Mensen, machines, producten en vooral de tijd. Dat tellen brengt hem bij het inzicht dat de werkvloer, waar die stoommachines zo centraal staan, een rommeltje is. Stel je voor, je was eerst ambachtsman en je had een hamer. Je wist hoe je dat ding moest gebruiken. Je klopte er vakkundig op los. Nu stond daar een hele machine voor je neus die je met meerdere andere ambachtslui samen moest bedienen. Iedereen was gewoon om zin eigen inzicht te volgen, zijn eigen zin te doen. Het kon niet anders dan dat al die nieuwbakken machinisten mekaar gewoon in de weg liepen. Zoals elke revolutie, is ook de industriële revolutie vooral chaos, eerder dan een voorbeeld van vooruitgang. Op zijn vijfentwintigste voert Taylor dan ook een tijdstudie uit om de efficiëntie van het productieproces in kaart te brengen en te verbeteren. Niet alleen verbetert hij hiermee de productie, hij komt tot het besluit dat je productieprocessen best evalueert door ernaar te kijken, dan wel door erin te zitten. Eén van zijn meest spraakmakende observaties betreft het observeren van het gebruik van een schop. Taylor merkt op dat arbeiders allemaal dezelfde schop gebruikten voor hun werk, terwijl wat ze moesten opscheppen sterk verschilde. Hij komt tot de vaststelling dat de meest efficiënte lading van een schop 9,7kg is. Hij laat dan ook schoppen ontwikkelen in meerdere maten en modellen voor de verschillende materialen die opgeschept moesten worden zodat het gewicht steeds 9,7kg bleef. Taylor publiceert zijn ideeën in een boek: Principles of Scientific Management. Over die titel heb ik het later nog want die is niet zomaar gekozen. Ook al kent Taylor bij aanvang heel veel tegenstand – vooruitgangstegenstand weet je wel – toch wordt zijn boek zowat de bijbel van alle fabrieken die door de industriële revolutie ontstaan. En dat is dus de reden waarom we vandaag opgescheept zitten met managers die beslissen en arbeiders en bedienden die uitvoeren; met een veiligheidsraad en een adviesorgaan op een veilige plek en met artsen en verpleegsters in de vuurlinie. Zonder het te beseffen bepaalde Taylor hoe we tot vandaag onze samenleving organiseren als het op samenwerken aankomt: we hebben enerzijds denkers en planners, en anderzijds hebben we de uitvoerders. Wie nu al aan zelfsturende teams denkt, even geduld. We komen die revolutionaire cellen later nog tegen.
Er zijn natuurlijk ook veel neveneffecten aan de aanpak van Taylor. Effecten die ervoor zorgen dat de journalisten hun kranten kunnen volschrijven over de aanpak van de Covid-19-crisis. Effecten die ervoor zorgen dat we amper begrijpen met hoeveel we nu mogen afspreken als er gezegd wordt: vier vrienden. Wie had gedacht dat zelfs cijfers onduidelijk zouden worden?