Aan mijn zoon,
Het is nu september 2010 en jij gaat naar de zesde klas. Dat is de hoogste klas van de lagere school. Jij behoort nu tot de oudsten, de grootsten – hoewel je toch wat ontstemd was toen je deze week in de turnles vaststelde dat je enkele plaatsen was opgeschoven in het rijtje van-groot-naar-klein – , de meest wijzen van de school. Alles is relatief, ook op de lagere school.
Hoeveel keer word je de oudste in je leven? En hoeveel keer ben je wijs? Wijsheid. Wat is wijsheid? Verstandig is hij die leert uit zijn fouten. Wijs degene die leert uit andermans fouten. Dat wordt wel eens gezegd, maar ik ben het daar niet helemaal mee eens. Je kan immers je ervaring uit eerste hand niet vervangen door te lezen of te horen wat een ander ervaren heeft. Net zo min als je kan weten hoe een kus aanvoelt door een liefdesscène op de televisie te zien of een wetenschappelijke beschrijving te lezen van een seksuoloog. Het hoofd kan alles weten, maar alleen het hart is wijs. Daar kan ik me meer bij aansluiten. Je hebt meer dan je hersenen nodig om wijs te worden. Doorgaans wordt gezegd dat wijsheid met de jaren komt en dat je wanneer je eindelijk wijs bent, je het niet meer nodig hebt. En wanneer je jong bent, je amper gelooft dat je het nodig hebt. Zhuangzi zegt: “Hoe kan je aan een insect dat enkel in de zomer leeft, de schoonheid van sneeuw en ijs beschrijven? Het zal je niet begrijpen.” Dat is het verhaal van het generatieconflict.
Welke wijsheid van 2010 kan ik met je delen voor 2030? Vandaag, nu dus, ben ik van mening dat wie jong is, en ik bedoel hier nu diegene die start met zijn job, die dus pakweg drie-, vierentwintig jaar is, niet wijs genoeg is om mensen te leiden. En toen ik zelf die leeftijd had, kreeg ik die verantwoordelijkheid toebedeeld. Ik besefte toen amper dat dit een verantwoordelijkheid was. Ik herinner me nog als gisteren hoe zeker ik was, dat men de juiste keuze had gemaakt. Ik kon dit. Ik zou dit goed doen. En ogenschijnlijk zag het er ook naar uit dat dit waar was. Ogenschijnlijk, want ik heb daar vandaag toch mijn twijfels bij. Ik kreeg nochtans een aantal jaar geleden een briefje van een oud-collega die ik in geen jaren meer gezien had, als reactie op een verhaaltje over inspiratie. Die collega vertelde me dat ze concludeerde dat die korte periode toen samen, tot de meest inspirerende momenten van haar 20-jarige carrière behoorde. Het streelde mijn ijdelheid en dat doet het nog steeds. Maar was ik daarom een goed leider? Inspireren is wellicht niet aan leeftijd gebonden. Maar wijs handelen, met evenwicht, rekening houdend met zoveel ongekende menselijke parameters, vraagt toch enige levenservaring.
Maar toen was ik die overtuiging niet toegedaan. Kan ik je dan nu adviseren, als jij straks gaat werken, dat je toch moet rijpen? Of zal je, zoals het insect in de zomer, me niet begrijpen zoals ik het ook niet begreep. En is het wel zinvol dat je met dit besef leeft? Heeft het insect baat bij de wetenschap over sneeuw en ijs als hij het niet zal meemaken? Wordt zijn leven dan geen tranendal? Is de jeugdige naïviteit geen waardevolle eigenschap die best niet onderdrukt wordt door het besef van wat je nog niet weet?
Hoe hou je die balans in evenwicht? Wanneer ben je overmoedig? Of ongepast grootsprakerig en onbescheiden? Ik herinner me nog heel duidelijk die momenten waar ik voor mijn tijd sprak, met grote overtuiging. Ik zie me nog zitten declameren op een werkvergadering of familiefeest. Zoals Charles Handy zegt, het zijn versies van mezelf waar ik niet trots op ben.
Ik blik terug op 20 jaar werken en vind dat ik toen teveel mocht voor mijn bekwaamheden. Hoe zit dat dan vandaag? Zal ik binnen 20 jaar nog eens hetzelfde zeggen? Nu niet beseffend hoeveel ik niet weet.
Tot nader order is dit mijn grote les: nu weet ik beter dan toen wat ik niet weet. Dat het deel onwetendheid zelfs alleen maar toeneemt met ouder worden, is ook goed. Zelfs voor iemand die als adviesverstrekker zijn boterham verdient. Onbekwaamheid is geen gevolg van beperkte kennis, maar van een beperkt besef van wat je kennis omvat.
Misschien is het die tip die ik je eigenlijk wel kan meegeven. Probeer van in het begin te weten te komen wat je nog niet weet. Niet om het dan te gaan zoeken, maar gewoon om te weten, welke kennis of inzicht je erbij moet halen bij de stappen die je zult zetten. Laat niet na enthousiast te geloven in al waar je maar in kan geloven. Geloof dat jij zelf de wereld kunt veranderen – ik geloof dat trouwens ook nog steeds – maar bedenk misschien dat je voor de uitvoering van je ideeën best niet handelt op basis van alleen maar jouw bagage. Probeer de inhoud van je rugzak te kennen als je op pad gaat. Wie halverwege de beklimming beseft dat hij geen eten mee heeft, lijdt honger.
Geniet van de beklimming
Je vader