Liefste dochter,
Dit is een eerste brief over jouw weg naar jouw vrijheid. In het beste geval kan je deze brief binnen zes jaar lezen. Begrijpen zal wellicht meer dan tien jaar geduld vragen. We hebben dus even de tijd.
Sedert één maand ben jij onderweg naar jouw vrijheid. Je eerste bijzonder grote stap heb je al gezet. Welke baanbrekende toeren je ooit uithaalt, dergelijke grensverleggende stap komt er hoe dan ook niet meer. Je hebt je letterlijk losgerukt van je moeder waarin je veilig geborgen zat. Op 1 maart koos je voor een zelfstandig bestaan, hoewel die keuze niet jou toekwam, maar een gevolg was van moeder natuur. Mensenkinderen gaan, prematuur weliswaar, zich al na negen maanden losrukken van hun moeder. Sedert we rechtop zijn gaan lopen, zijn onze hersenen buiten proportie gegroeid. En mochten we deze eerst laten volgroeien, dan zouden we niet meer uit die baarmoeder geraken. Dus werd je prematuur geboren. Pre-matuur. Oftewel, vooraleer je volledig ontwikkeld was. Met een schedeltje dat zich nog kan plooien om eruit te geraken. De natuur is toch briljant in het vinden van oplossingen voor problemen. Het rechtop lopen van de mens is misschien wel een mooie metafoor voor het feit dat wij er de rest van ons leven vaak veel te vroeg vandoor gaan. We hebben te weinig geduld en luisteren te weinig naar de natuur. Het zit in je genen ingebakken. Het zal wellicht nog onderwerp zijn van onze latere correspondentie. Anderzijds maken die niet volledig afgewerkte hersenen het mogelijk dat wij, je (voor)ouders, je nog iets kunnen leren, je iets kunnen doorgeven. En zo zal jij meer weten dan wij wisten op jouw leeftijd. Evolutie heet dit en het heeft ons al veel vruchten gegeven. Je plooibaar schedeltje met zijn fontanellen is dan weer de perfecte metafoor voor de “open mind” waarmee je letterlijk geboren wordt. Naarmate de fontanellen sluiten, zal de flexibiliteit van je denken ook verminderen. En zelfs je zo geroemde kinderlijke onschuld. Het is een lot dat we niet kunnen ontlopen.
De eerste vragen over die onschuld waarmee je geboren werd, duiken al op. Toen je de eerste dagen huilde, waren we zeker dat je ons een teken wou geven. Honger of volle luier, veel meer had je niet te melden en veel meer behoeftes dan eten en een schone broek had je niet. Na een maand doken al twijfels op. Zoekt ze niet wat aandacht? Mogen we je bij het minste geschrei oppakken en sussen, of leggen we daar al de kiem voor een later rotverwend en onhandelbaar prinsesje? Een arts in de familie stelde ons gerust: tijdens die eerste maanden kan je hen niet verwennen. Er treedt geen gewenning op bij het knuffelen en baby’s van enkele maanden oud zijn niet in staat om een knuffelstrategie te bedenken om zo de weg van de minste weerstand voor opgroeien te vinden. We zijn nu nog even gerustgesteld. Maar toch. We hebben ons toch die vraag gesteld.
Wat zegt dat dan over ons? Waarom gaan we ervan uit dat jij misschien nu al een verborgen agenda zou hebben? Hebben wij er dan ook één? Of werden we te vaak met deze agenda’s geconfronteerd? Is het een eigenschap van onze soort om een agenda te hebben die we liever niet delen met anderen? Vormt die harde schedel met dichtgegroeide fontanellen, die elk van ons heeft, een schild waarmee we ons isoleren van de ander?
Het is iets waar ik de komende weken, tot ik je opnieuw schrijf, even wil over nadenken. In afwachting mag je erop rekenen, dat we je met een kort gebaar van jouw kant, zullen voorzien van eten, drinken en droge luiers. Laten we dat alvast afspreken.
Veel liefs.
Je vader